Theoriekamers

Achtergrond

Beroepsethiek houdt zich, zoals de naam al zegt, vooral bezig met de morele problemen en kwesties die beoefenaren van een bepaald beroep in hun werk tegenkomen. Of je nu loodgieter, leraar of dokter bent, in elk beroep kun je te maken krijgen met situaties waarin je je afvraagt wat moreel verantwoord is om te doen. In sommige beroepen wordt je echter regelmatig met morele vragen geconfronteerd, omdat de specifieke rol die de beroepsbeoefenaren spelen daar bijzondere aanleiding toe geeft. Dat is met name het geval in wat wel de ‘professies’ worden genoemd: in beroepen als arts, advocaat of ingenieur. Zo zal elke arts zich wel eens afvragen of hij in een bepaalde situatie het welzijn van een patiënt nog dient of vooral diens lijden verlengt; advocaten moeten het belang van hun cliënt afwegen tegen algemene eisen van rechtvaardigheid, en ingenieurs worden regelmatig geconfronteerd met lastige afwegingen tussen veiligheid en efficiency.

Wat is een professie?

Wanneer noemen we een beroepsgroep een professie? Professies hebben de beschikking over geavanceerde expertise, die slechts met moeite verkregen kan worden. Op grond van die expertise hebben professies het monopolie verworven om bepaalde diensten aan de samenleving te bieden. Die dienstverlening voorziet in publieke goederen, zoals gezondheid (artsen en andere medische beroepen), rechtvaardigheid (advocaten) of veiligheid en welzijn (ingenieurs). De overheid verleent hen daartoe bepaalde vergunningen. Bij de uitoefening van hun monopolie hebben professies een grote vrijheid, oftewel professionele autonomie; wat een goede arts is of een goede advocaat, en aan welke eisen je moet voldoen om je arts of advocaat te mogen noemen, maken vooral artsen of advocaten onderling uit. Professies beschikken daardoor over grote maatschappelijke macht en zijn vaak hecht georganiseerd. De socioloog Freidson heeft betoogd dat het concept professie met name in Angelsaksische landen vaak gepaard gaat met de toekenning van een hoge status. Juist daarom zijn sommige beroepsgroepen (zoals verpleegkundigen) er ook sterk op gebrand alsnog het predikaat ‘professie’ te verwerven.

Verantwoordelijkheid

De maatschappelijke macht en het aanzien van professionals brengt een specifieke verantwoordelijkheid met zich mee; professionals moeten zich het vertrouwen van de samenleving waard betonen. Veel professionele organisaties hebben daarom normen en gedragsregels geformuleerd waaraan leden van de professie moeten voldoen. Met name als er in de beroepsgroep en/of de buitenwereld onvrede bestaat over misstanden, worden tot dan toe impliciete opvattingen over wat van een professional verwacht mag worden, ook expliciet vastgelegd. Zo heeft de rol van artsen in de medische experimenten met joden, gehandicapten en homoseksuelen ten tijde van het Nazi-regime in Duitsland er toe geleid dat er na de Tweede Wereldoorlog expliciete regels zijn geformuleerd voor medisch onderzoek met mensen. Onder chemici nam de aandacht voor beroepsethiek in de jaren ’70 van de vorige eeuw toe met de erkenning van de milieuproblematiek. En nog onlangs heeft kritiek op hoge jaarsalarissen en bonussen voor topmanagers er toe geleid dat de commissie Tabaksblat een code voor commissarissen en leden van raden van bestuur heeft opgesteld.

Zulke expliciete regels kunnen de vorm aannemen van een beroepseed, af te leggen door een ieder die tot de professie wil toetreden. Zo kent het artsenberoep al vanaf de oudheid de eed van Hippocrates (ca. 400 v. Chr.) en leggen informatici bij de buluitreiking een plechtige gelofte af. Zo’n eed markeert het toetreden tot een beroepsgroep en geeft aan dat je je dient te houden aan de waarden en normen die in die beroepsgroep gangbaar zijn.

Beroepscodes

Verschillende professies kennen ook een beroepscode, waarin de centrale principes en normen voor een goede beroepsuitoefening zijn vastgelegd. De status van deze code kan echter verschillen. In sommige gevallen is deze vooral adviserend en richtinggevend bedoeld, zonder dat overtreding bestraft kan worden. Aspirationele codes formuleren vooral idealen die binnen een professie nastrevenswaardig worden geacht. Regulerende codes (ook wel disciplinerende codes genoemd) geven veel gedetailleerdere richtlijnen voor het professionele handelen, en dienen soms ook als basis voor interne tuchtrechtspraak. Een tussenvorm is de educatieve (of adviserende) code, die algemeen geformuleerde professionele waarden en normen naar voren brengt, maar door middel van casusmateriaal, voorbeelden en commentaar ook aangeeft hoe die geïnterpreteerd kunnen worden.

De inhoud van professionele eden en codes is doorgaans drieledig. Van oudsher zijn de expliciete gedragsnormen voor professionals vooral gericht geweest op een integere en competente beroepsuitoefening. Daarbij ging het voor een niet onbelangrijk deel om de regulering van de relaties tussen professionals onderling. Zo is er in de eed van Hippocrates veel aandacht voor de wijze waarop artsen zich ten opzichte van hun leermeesters en collega’s dienen op te stellen. Ook in de regels die de Britse Smeatonian Society in 1771 voor ingenieurs opstelde, speelt de onderlinge beleefdheid een belangrijke rol. Een tweede thema in beroepscodes is de relatie tussen professional en cliënt of opdrachtgever. Hierbij gaat het onder meer om respect voor de privacy van de cliënt; in sommige gevallen is er zelfs sprake van een juridisch vastgelegd beroepsgeheim. Zo kunnen artsen en dominees niet verplicht worden informatie die cliënten hen in het kader van hun beroepsuitoefening hebben verschaft, aan derden bekend te maken. Ingenieurs dienen volgens diverse codes vertrouwelijke gegevens van opdracht- of werkgevers geheim te houden. De relatie van de professional tot de samenleving en met name de overheid (oftewel de maatschappelijke verantwoordelijkheid) is een laatste, vrij recente toevoeging, die niet in alle codes is terug te vinden.

Relatie met ethische theorieën

Zoals uit het bovenstaande duidelijk zal zijn geworden, is beroepsethiek niet zonder meer op één lijn te stellen met de ethische theorieën die in de andere kamers van Agora worden behandeld. Ethische theorieën als het utilisme of de deontologie onderscheiden zich vooral door het type overwegingen dat zij als de kern van ethische reflectie aanwijzen. In beroepsethiek draait het om een bepaald type actoren (namelijk professionals) en bepaalde morele dilemma’s (op de werkvloer). Bij de bespreking van die dilemma’s kunnen dan ook zowel utilistische, deontologische als deugdethische overwegingen een rol spelen. Verschillende auteurs op het gebied van beroepsethiek leggen daarbij uiteenlopende accenten.

De Amerikaanse ethici Michael Davis en Caroline Whitbeck suggereren in hun werk dat de regels die in beroepscodes zijn vastgelegd doorgaans een deontologisch karakter hebben. Het gaat om waarden en normen die een professional zou moeten respecteren, ook als de gevolgen daarvan niet onverdeeld positief zijn. Soms geven codes ook aan hoe prioriteiten tussen verschillende typen gevolgen gesteld moeten worden: de veiligheid van gebruikers gaat bijvoorbeeld boven een efficiënte inzet van financiële middelen. Beroepscodes stellen dus in zekere zin grenzen aan utilistische overwegingen die in het management van organisaties of bedrijven, of in de samenleving als geheel circuleren.
De Britse filosofe Ruth Chadwick is van mening dat beroepsethiek idealiter veel meer omvat dan het gebruik van beroepscodes. Het gaat haars inziens niet alleen om reflectie op wat een goede professional hoort te doen of te laten, maar vooral om reflectie op wat hij hoort te zijn. In haar optiek heeft beroepsethiek dus een overwegend deugdethisch karakter. Beroepsethiek typeert de eigenschappen van de ideale, exemplarische professional, en geeft aan wanneer er sprake is van een uitmuntende beroepsuitoefening (‘excellence’) die navolging verdient. Deze reflectie is bovendien nauw verbonden met de inrichting van het onderwijs aan professionals en professionals in spe. Zoals Michael Pritchard heeft betoogd, spelen daarbij vooral voorbeelden van prijzenswaardig professioneel handelen een belangrijke rol.

Elementen van deze uiteenlopende benaderingen van beroepsethiek zijn ook terug te vinden in de geschiedenis van de ethische reflectie in verschillende professies, en in de twijfel aan het nut van beroepscodes. Meer daarover vind je in de portrettengalerij en in de prullenbak.

Bronnen

R. Chadwick
lemma ‘Professional ethics’ in Routledge Encyclopedia of Philosophy' version 1.0, London and New York.

M. Davis (1998)
Thinking Like an Engineer: Studies in the Ethics of a Profession. New York: Oxford Univ. Press.

E. Freidson (1994)
Professionalism Reborn: Theory, Prophecy and Policy. Polity Press, Oxford.

I. van de Poel & H. Zandvoort (2002)
Syllabus Ethiekonderwijs TU Delft

M.S. Pritchard (1998)
‘Professional Responsibility: Focusing on the Exemplary’, in: Science and Engineering Ethics 4 no. 2, pp. 215-233.

C. Whitbeck (1998)
Ethics in Engineering Practice and Research. Cambridge University Press, Cambridge.