Theoriekamers

Achtergrond

Systematische introductie in het utilisme

Utilisme is een vorm van gevolgenethiek of consequentialisme, dat wil zeggen dat de juistheid van handelingen wordt bepaald op grond van de gevolgen van die handelingen. Volgens het consequentialisme is een handeling juist als die goede gevolgen heeft en onjuist als die slechte gevolgen heeft.

Verschillende vormen van consequentialisme verschillen met betrekking tot welke waarde de goedheid van gevolgen bepaald wordt. In het utilisme gaat het om de waarde geluk, soms ook wel aangeduid als plezier, welvaart of nut. Volgens Bentham, een van de grondlegger van het utilisme, kunnen we de goedheid van de gevolgen van een handeling bepalen door na te gaan hoeveel plezier (“pleasures”) een handeling oplevert en hoeveel pijn (“pain). Als de som van het geluk minus de som van de pijn maximaal is dan is een handeling wenselijk.

Verschillende vormen van consequentialisme verschillen ook in voor wie een bepaalde waarde gemaximaliseerd moet worden. Ethisch egoïsme stelt bijvoorbeeld dat het ethisch wenselijk is om te streven naar een optimalisatie van je eigen geluk of welvaart. In het utilisme gaat het om het vergroten van het algemeen belang of de maatschappelijke welvaart. In de woorden van Bentham moeten we streven naar “the greatest good for the greatest number”.
De formule “the greatest hapiness for the greatest number” wordt meestal begrepen als een maximalisatie van het maatschappelijk geluk of nut. Dat zou betekenen dat als we van een handeling na willen gaan of die ethisch aanvaardbaar is, we de volgende procedure moeten doorlopen:

  1. Ga na wat de alternatieven voor een bepaalde handeling zijn.
  2. Ga voor ieder de alternatieven na wat de gevolgen zijn.
  3. Ga na wat die gevolgen betekenen in termen van individueel nut en onnut (”pleasures and pains”).
  4. Bepaal van ieder van de alternatieven het maatschappelijk nut en onnut door het individueel nut en onnut van de verschillende gevolgen van dat alternatief op te tellen.
  5. Kies het alternatief met het hoogste maatschappelijke nut.

Deze procedure lijkt een beetje op kosten-batenanalyse. Het is een nogal veeleisende procedure die in de praktijk vaak niet zo eenvoudig uit te voeren is. Volgens sommigen is de procedure dan ook té veeleisend. Zij menen dat utilisme slechts vereist dat we een handeling kiezen die een positief maatschappelijk nut heeft. Dat betekent dat als we overwegen een bepaalde handeling te doen slechts moeten nagaan of die handeling een positief maatschappelijk nut heeft en niet of er een alternatief is met een nog hoger maatschappelijk nut. Dit criterium wordt in ieder geval vaak gezien als een soort minimale eis in het utilisme: zorg dat je handelingen per saldo geen maatschappelijke schade opleveren.

Een ander onderwerp waarin utilisten onderling van mening over verschillen is of we het maatschappelijk nut van individuele handelingen moeten maximaliseren (handelingsutilisme), of dat van handelingsregels (regelutilisme). Het verschil is uit te leggen aan de hand van een voorbeeld. Stel dat ik overweeg te liegen om iemand te beschermen. In het eerste geval moet ik me dan afvragen of die handeling – liegen in deze situatie om het belang van deze persoon te beschermen – het meeste maatschappelijk nut oplevert. In het tweede geval moet ik me afvragen of de handelingsregel op basis waarvan ik handel – bijvoorbeeld lieg altijd om de belangen van een bevriend persoon te beschermen – het meeste maatschappelijk nut oplevert. Door uit te gaan van handelingsregels in plaats van individuele handelingen kan volgehouden worden dat ook het (regel)utilisme liegen verbiedt, ook al leidt in een specifieke situatie liegen tot een vergroting van de maatschappelijke welvaart. Utilisme is een veel bekritiseerde ethische theorie. In veel gevallen is door utilisten geprobeerd de kritiek te incorporeren om tot een betere versie van utilisme te komen. De ontwikkeling in het utilisme valt dan ook goed te beschrijven aan de hand van een aantal veelgehoorde kritieken op het utilisme. We zullen ons hier beperken tot drie kwesties. Voor meer informatie hoe utilisten en hun critici over deze en een aantal andere vragen hebben gedacht, zie thema's en filosofen en de kritieken op het utilisme.

 

Gevolgen zijn niet objectief te waarderen

Bentham geloofde dat het op een of andere manier mogelijk was de hoeveelheid geluk (“pleasures”) en hoeveelheid ongeluk (“pains”) die een handeling oplevert te bepalen en bij elkaar op te tellen. Het is echter onduidelijk hoe dat kan. Iedere concrete uitwerking komt al snel ridicuul, of op zijn minst subjectief, over.
Utilisten hebben verschillende antwoorden geformuleerd op dit probleem. Een belangrijk antwoord is hetgeen geformuleerd is in de rationele keuzetheorie, en daaraan verwante gebieden als de speltheorie en sociale keuzetheorie. In deze theorieën wordt uitgegaan van het concept “nut”. Het is belangrijk te benadrukken dat “nut”in deze theorieën als een zuiver “technisch” of formeel concept opgevat wordt. Het gaat bijvoorbeeld niet om economisch nut. Nut is simpelweg alles was mensen feitelijk nastreven of nastrevenswaardig vinden, onnut is wat ze niet nastrevenswaardig vinden of nastreven. De rationele keuzetheorie is een wiskundige uitgewerkte theorie die aannemelijk probeert te maken dat mensen in staat zijn het nut van verschillende opties te vergelijken en de optie met het hoogste nut te kiezen. Tot op zekere hoogte lijkt dit het probleem van de waardeerbaarheid van de gevolgen van handelingen op te lossen. Het probleem is echter dat volgens de betreffende theorieën het niet mogelijk is om het nut van de ene persoon te vergelijken met dat van de andere. (Dit wordt de onmogelijkheid van interpersonele nutsvergelijking genoemd). Daardoor is het niet mogelijk volgens deze theorieën om het maatschappelijke nut van een handeling te berekenen.

 

Gevolgen zijn onzeker

Utilisme beoordeelt handelingen op hun gevolgen, maar de gevolgen van handelingen zijn veelal onbekend of op zijn minst onzeker. Een vaak voorgestelde oplossing van dit probleem is uit te gaan van de verwachte gevolgen van een handeling in plaats van de feitelijke gevolgen van een handeling. In de rationele keuzetheorie is dit verder uitgewerkt in de notie van verwacht nut (“expected utility”). Dit idee werkt globaal als volgt. Van een handelingsalternatief worden eerst de mogelijke gevolgen op een rijtje gezet. Vervolgens wordt aan ieder van die mogelijke gevolgen een kans toegekend; en aan ieder van de mogelijke gevolgen een waardering (uitgedrukt in de hoeveelheid nut). Het verwachte nut van een mogelijk gevolg is nu gelijk aan de kans op dat gevolg vermenigvuldigd met de waardering van dat gevolg. Het verwachte nut van het handelingsalternatief is gelijk aan het verwachte nut van alle mogelijke gevolgen van dat handelingsalternatief opgeteld. Zo kan het verwachte nut van handelingsalternatieven berekend worden en vergeleken met dat van andere alternatieven.

 

Utilisme leidt tot uitbuiting

Het belangrijkste morele bezwaar tegen utilisme is waarschijnlijk dat het kan leiden tot uitbuiting. Immers elke handeling die het totale maatschappelijk nut maximaliseert – of vergroot – is toegestaan, ook als die handeling ten koste gaat van bepaalde personen. Als het totale geluk in de maatschappij toeneemt als ik een bepaald persoon vermoord dan moet ik dat vooral doen volgens het utilisme. Volgens velen is dit moreel onaanvaardbaar.
Utilisten hebben op verschillende manieren om proberen te gaan met dit probleem. Eén manier is om het criterium “het grootse geluk voor het grootste aantal” te vervangen door een ander criterium voor maatschappelijk nut of maatschappelijke vooruitgang. Een van de criteria die wel wordt voorgesteld is het Pareto-criterium, naar de Italiaanse socioloog en econoom Vilfredo Pareto. Dit criterium stelt dat een handeling toegestaan is als die leidt tot een Pareto-verbetering, dat wil zeggen een overgang van situatie A naar situatie B, waarbij niemand in B slechter af is dan in A. Het aantrekkelijke aan dit voorstel is dat het het zogenaamde autonomieprincipe respecteert. Dit principe houdt in dat iedereen vrij is om te doen en laten en wil zolang hij anderen daarbij niet schaadt. Mill, een van de grondleggers van het utilisme, formuleerde in de 19e eeuw een vergelijkbaar “liberty principle”.

Er zijn echter ook morele bezwaren denkbaar tegen het Paretocriterium. Een bezwaar is dat het de status quo (huidige situatie) bevoordeelt ook als de status quo moreel onaanvaardbaar is. Immers elke verandering ten opzichte van de status quo waarbij een iemand er op achteruit gaat zijn niet toegestaan. Volgens het Paretocriterium had bijvoorbeeld de apartheid in Zuid-Afrika niet afgeschaft moeten worden. Een ander moreel bezwaar tegen het Paretocriterium is dat het geen aandacht heeft voor een rechtvaardige verdeling van geluk en welvaart.

De genoemde bezwaren tegen het Paretocriterium zouden een reden kunnen zijn op zoek te gaan naar andere criteria. Een mogelijk criterium is het maximin principe. Dit principe houdt in dat een verandering toegestaan is als degene die in de aanvankelijke situatie het slechtste afwaren er in de nieuwe situatie op vooruit gaan. Het maximin principe is afkomstig van de filosoof John Rawls. Rawls is geen utilist; hij heeft kritiek op het utilisme, onder andere omdat het geen recht doet aan fundamentele rechten en vrijheden van mensen en omdat het geen aandacht heeft voor verdelingsvragen. Rawls heeft het maximin principe in eerste instantie voorgesteld als uitgangspunt voor hoe we de (welvaarts)staat moeten inrichten. Desalniettemin zou een soortgelijk principe binnen het utilisme gehanteerd kunnen worden. Het zou dan gaan om een vorm van utilisme waar Benthams criterium voor maatschappelijke vooruitgang “the greatest happines for the greatest number” vervangen is door Rawls maximin criterium.