Theoriekamers

Achtergrond

Varianten van pluralisme in de ethiek

Wanneer zich een moreel probleem voordoet in een standaard praktijk (een situatie die bekend is in de eigen beroepsgroep, en die optreedt binnen helder afgebakende organisatorische en sociale contexten) dan volstaat vaak de Common Sense-analyse om voor een bepaalde handelingsoptie te kunnen kiezen. Want wanneer men de verschillende waarden benoemd heeft die in de casus een rol spelen - al dan niet met behulp van ethische codes, dan komt vaak één bepaalde morele waarde uit die lijst als dominant naar voren. (De waarde ‘consumentenveiligheid’ heeft bijvoorbeeld groot gewicht voor industrieel ontwerpers, de waarde ‘autonomie van de patiënt’ heeft grote gewicht voor verpleegkundigen).

Maar soms is het morele probleem complexer van aard en lijkt de Common Sense-analyse te falen omdat ze meerdere ‘dominante’ waarden oplevert, die bovendien gekoppeld zijn aan onderling contrasterende handelingsopties. (Bijvoorbeeld: een ernstig zieke patiënt vraagt willens en wetens om een nieuw medicijn dat zeer beloftevol is maar nog niet op veiligheid werd getest en niet onder bestaande regelgeving valt). In zulke gevallen heeft het morele probleem kenmerken van een moreel dilemma, en verkeert de actor in de situatie van: “Moeten kiezen, altijd verliezen”. Bieden ethische theorieën überhaupt een uitweg voor gevallen van diep moreel conflict?

Of bestaan er morele dilemma’s die eenvoudigweg niet met rationele argumenten oplosbaar zijn? Sommige aanhangers van de klassieke ethische theorieën beantwoorden deze laatste vraag ontkennend. (Hun aantal is aan het afnemen; we duiden hen hier aan onder een gezamenlijke noemer: ‘De Orthodoxe ethicus’). De Orthodoxe Ethicus beweert dat er voor elk moreel probleem een eenduidige praktische aanbeveling gevonden moet kunnen worden. En wel omdat de wereld van de moraal een innerlijke eenheid bezit, of omdat ons moreel oordeelsvermogen een alles omvattende rationele structuur heeft. Het ogenschijnlijke waardeconflict zal dan ook verdwijnen zodra het probleem diepgaander geanalyseerd wordt, bijvoorbeeld onder toepassing van één overkoepelend moreel principe. Of, indien de Orthodoxe Ethicus de Aristotelische traditie aanhangt, kan hij/zij beweren dat het conflict verdwijnt zodra de actor de natuurlijke eenheid weet te vinden die tussen de menselijke deugden bestaat (deugden die alleen in de onvolmaakte mens om voorrang strijden).

Niet iedereen die zich voor een complex moreel probleem gesteld ziet, vindt de adviezen van de Orthodoxe Ethicus even overtuigend. Men kan zich zelfs beledigd voelen door de bewering dat er hier van een moreel dilemma helemaal geen sprake is – terwijl men dit intuïtief mogelijk heel anders ervaart!

In deze kamer vindt men én radicale kritieken op het nut van morele theorie in het algemeen, én alternatieve moraaltheoretische benaderingen die het bestaan van morele dilemma’s in een of andere vorm, openlijk aanvaarden. Nota bene: in de ethiek bestaat er geen eenduidige school van ‘Pluralisme’, de noemer wordt door vertegenwoordigers van beide posities gebruikt! Er zal dus allereerst onderscheid gemaakt moeten worden tussen anti-ethisch pluralisten en ethisch pluralisten. Vertegenwoordigers van deze posities worden elk afzonderlijk besproken in de portretgalerij.

Anti-ethisch pluralisme

Deze noemer omvat twee soorten van radicale critici op morele theorie; beiden ontkennen dat normatieve ethiek enig positief nut oplevert: dat de klassieke normatief-ethische theorieën praktische aanbevelingen zouden kunnen doen die in gunstige zin uitsteken boven common sense intuïties.

  1. Normatief Relativisme. Normatief Relativisten ontkennen dat er morele waarden zijn die feitelijk wereldwijd gedeeld worden, en dat er zulke waarden zijn die kans maken op universele instemming. Daaruit concluderen zij dat men morele discussies het best uit de weg kan gaan, en tolerant dient te zijn hetzij jegens elke individuele morele opinie, hetzij jegens morele opinies die binnen culturele groepen gelden.
  2. Nietzsche. Friedrich Nietzsche en zijn volgelingen (deconstructivisten, postmodernisten) verwoorden nog radicalere kritiek: zij claimen dat morele theorieën die waardeconflicten proberen ‘weg te redeneren’ aan de hand van morele beginselen, een sterk ideologische functie hebben. Onder de illusie van universele beginselen gaan verborgen machtsaanspraken schuil.


Ethisch pluralisme

Deze noemer omvat een rijk gevarieerde groep van auteurs die minder sceptisch zijn over het nut van morele theorie dan anti-ethisch pluralisten, maar wier analyse van morele dilemma’s sterk verschilt van de hierboven geschetste benadering door orthodoxe ethici. Ethisch pluralisten menen namelijk dat de erkenning van waardeconflict theoretisch gezien niet noodzakelijk een tekortkoming inhoudt, en praktisch gezien zelfs een bron van morele sterkte is.
In de portretgalerij worden de volgende ethisch pluralisten besproken, waarbij de grote variëteit in posities duidelijk naar voren treedt:

  1. William David Ross
  2. Max Weber
  3. Isiah Berlin
  4. Joseph Raz
  5. Michael Walzer

Lawrence Hinman omschrijft ethisch pluralisme in het algemeen als ..”de overtuiging dat de waarheid in het morele leven niet enkelvoudig is of een eenheid vormt. Er zijn meerdere morele waarheden, sommige zijn fragmentarisch, andere onderling conflicterend. Hieruit volgt echter niet dat elke waarheid over morele normen relatief is, zoals het normatief relativisme stelt. Het betekent wel dat er situaties zijn waarin niet slechts één enkelvoudige waarheid geldt.”
Ook ten aanzien van de vraag hoe men praktisch met diepgaande morele conflicten dient om te gaan, delen ethisch pluralisten (ondanks grote onderlinge verschillen!) enkele minimale uitgangspunten (Hinman 1997):

  1. Begrijpen gaat vóór veroordelen. “Eeuwen vol absolutisme en chauvinisme hebben bewezen hoe gevaarlijk het is om anderen te veroordelen voordat we hen begrijpen. Morele praktijken moeten we trachten te begrijpen in de gehele maatschappelijke context.”
  2. Tolerantie. “De vertrouwdheid van de eigen opvattingen mag geen aantasting vormen van de mogelijke geldigheid van andermans opvattingen. Waar mogelijk dienen we anderen ruimte te laten om de eigen morele levensbeschouwing te realiseren.”
  3. Bestrijd immoraliteit. “Het is echter van even groot belang om op te treden tegen evident moreel kwaad waar het zich ook voordoet. Dit is van bijzonder belang omdat de meest extreme immoraliteit vaak is gericht tegen de relatief machtelozen: kinderen, vrouwen, raciale, etnische en religieuze minderheden.”
  4. Fallibilisme. “Moreel oordeelsvermogen vereist een geest van nederigheid en zelfreflectie. We moeten bereid zijn om te leren van anderen, inclusief andere culturen, en de eigen morele tekortkomingen voorgespiegeld te krijgen.”
    Over de vraag hoe deze vier principes precies samenhangen, en of zij universeel gerechtvaardigd kunnen worden, verschillen ethisch pluralisten sterk van mening. Gemeenschappelijk blijft echter dat allen het bestaan van waardeconflicten erkennen en dat zij deze pragmatisch maar toch viervoudig principieel benaderen: begrijp, tolereer en leer van verschil waar mogelijk, maar treed op tegen moreel kwaad; handel en oordeel tenslotte altijd in het bewustzijn van de eigen fallibiliteit.

Anti-ethisch pluralisten zijn ook zondermeer pragmatisch in hun benadering van waardeconflicten en onderschrijven meestal de eerste twee genoemde principes. Voor de laatste twee principes vindt men bij hen echter geen openlijke en consistente verdediging.