“Als ik gelijkelijk goed kan doen hetzij door een gedane belofte na te komen, hetzij door iemand te helpen aan wie ik voordien niets beloofd had, dan zijn beide handelingen moreel gezien even juist.” Deze stelling is:
A juist, volgens zowel Ross als de act-utilisten.
B onjuist, volgens zowel Ross als de act-utilisten.
C juist volgens Ross, onjuist volgens de act-utilisten.
D onjuist volgens Ross, juist volgens de act-utilisten.
Antwoord: D. Volgens Ross heeft de belofte voorrang omdat deze voortvloeit uit een aangegane relatie met een concrete persoon. Het doet er qua moreel gewicht dus toe tegenover WIE de plicht geldt; er bestaat geen prima facie plicht om in abstracto een bepaalde hoeveelheid ‘goed’ te bewerkstelligen. Utilisten denken hier anders over, maar daarmee druisen zij volgens Ross in tegen common sense-intuïties.